Kinderen
Soms vinden mensen het lastig om met hun kinderen te praten over een erfelijke aanlegEen verandering in het erfelijk materiaal (DNA) die kan leiden tot een bepaalde ziekte of aandoening. Deze verandering kan in de familie worden doorgegeven aan de volgende generatie. voor (maag)kanker. Ze willen hun kinderen graag zorgen of ongerustheid besparen. Uit de praktijk blijkt dat het meestal goed is om er open over te spreken en vragen van kinderen te beantwoorden. Kinderen voelen vaak goed aan dat er iets aan de hand is. Het kan zijn dat juist het zwijgen over de situatie een kind onzeker maakt. Meer informatie over het praten met kinderen over een erfelijke aandoening vind je onder Praten met kinderen.
Is er een CDH1Één van de maagkankergenen (ontdekt in 1998). Iemand met een mutatie (verandering) in het CDH1-gen heeft een verhoogd risico op diffuus-type maagkanker en lobulair-type borstkanker (vrouwen).– of CTNNA1Één van de maagkankergenen (ontdekt in 2013). Een mutatie (verandering) in het CTNNA1-gen komt veel minder vaak voor dan een mutatie in het CDH1-gen. Iemand met een mutatie in het CTNNA1-gen heeft een verhoogd risico op diffuus-type maagkanker. Of er ook een verhoogd risico op lobulair-type borstkanker bestaat, is voor nu nog onduidelijk.–mutatieEen verandering in een gen, in een stukje DNA (erfelijk materiaal). bekend in de familie? Dan kun je vanaf achttienjarige leeftijd zelfstandig kiezen voor DNA-onderzoek. Tussen zestien en achttien jaar is het een beslissing van het kind samen met de ouders.
Via de huisarts kan een afspraak worden gemaakt op een afdeling klinische genetica (kan ook ‘polikliniek familiaire tumoren’ zijn) voor informatie en DNA-onderzoek. Vanwege de leeftijd is het advies om in ieder geval één gesprek te voeren met een gespecialiseerd maatschappelijk werker of psycholoog. Hij of zij kan helpen een beslissing te nemen die goed voelt.