Maagonderzoek

Is er een CDH1Één van de maagkankergenen (ontdekt in 1998). Iemand met een mutatie (verandering) in het CDH1-gen heeft een verhoogd risico op diffuus-type maagkanker en lobulair-type borstkanker (vrouwen). of CTNNA1Één van de maagkankergenen (ontdekt in 2013). Een mutatie (verandering) in het CTNNA1-gen komt veel minder vaak voor dan een mutatie in het CDH1-gen. Iemand met een mutatie in het CTNNA1-gen heeft een verhoogd risico op diffuus-type maagkanker. Of er ook een verhoogd risico op lobulair-type borstkanker bestaat, is voor nu nog onduidelijk.mutatieEen verandering in een gen, in een stukje DNA (erfelijk materiaal).? Dan vindt er altijd in ieder geval één maagonderzoek plaats. Dit is ook het advies als je sowieso geopereerd wilt worden. Een maagonderzoek wordt gedaan om aan te tonen of uit te sluiten dat er maagkanker is die in de diepere wandlagen groeit. Bij verder gevorderde maagkanker wordt namelijk vaak eerst chemotherapie gegeven. Daarna vindt de operatie plaats. Vóór de operatie is het ook belangrijk om te weten of er opgroeiend maagslijmvlies in de slokdarm is.

Als je besluit om (nog) geen maagoperatie te ondergaan, wordt er surveillanceUitgebreid onderzoek om afwijkingen in de maag op te sporen. (jaarlijks) geadviseerd. Onder voorwaarde dat er geen ernstige afwijkingen worden gevonden. Over het algemeen wordt met maagsurveillance gestart tussen 20 en 25 jaar. Soms besluiten jongvolwassenen in overleg met hun behandelend arts om hier eerder mee te beginnen.

De meeste families die maagsurveillance ondergaan worden gezien in het Antoni van Leeuwenhoek en het Radboudumc. Deze twee centra zijn nationaal erkende expertisecentra voor erfelijke maagkanker. Ook zijn deze twee Nederlandse centra betrokken geweest bij het maken van de nieuwe internationale richtlijnen over erfelijke maagkanker (Blair et al., 2020).

 

Laatst bijgewerkt: Februari 2022